Zelden heb ik zo’n nutteloos bezoek gebracht aan Almaty als vandaag. Het document van “geen bezwaar tot emigratie” dat vorige maand door de Nederlandse ambassade is opgesteld heeft de verkeerde bewoordingen gebruikt—in plaats van een permanent verblijf in Kazachstan werd tijdelijk verblijf genoemd—en dus kom ik rond negen uur in de ochtend na een half etmaal treinreis aan op het treinstation van Almaty om een paar woordjes op een velletje A4 te laten veranderen. Het is nog vroeg in de ochtend. De ambassade is, zo leert mijn persoonlijke ervaring,’s ochtends niet direct vol bemand en voor de zekerheid besluit ik om tot tien uur op het station te blijven alvorens naar de ambassade te gaan. De wachtruimte van station Alma-Ata 2 is warmer dan buiten. Nog weinig mensen hebben zich er verzameld en ik zoek een bank waar ik rustig van mijn ontbijt kan genieten. Van het eten dat ik gisteren uit Zhabagly heb meegenomen is nog wat over, en dat peuzel ik hier in alle rust op. Op een groot elektronisch bord in de vertrekhal worden de binnenkomende en vertrekkende treinen vermeld. Zo’n vijfentwintig treinen per dag schat ik. We spreken dan over het grootste station van de miljoenenstad Almaty. Naar elke bestemming vertrekt per dag één trein. Enkele steden zoals Shymkent maken daarop een uitzondering omdat daar per dag zowel een normale, als een sneltrein naar toe gaan. Ze hebben in Kazachstan waarschijnlijk minder moeite gehad met het samenstellen van het spoorboekje dan in Nederland.
In de ochtend komen voornamelijk nachttreinen binnen van steden uit andere delen van het land. Dat verklaart de relatieve rust in de wachtruimte. Mensen komen ‘s ochtends aan in Almaty, gaan naar hun bestemming in de stad zoals werk, familie of de markt, en komen ‘s avonds terug om de nachttrein terug te nemen. Een nachttrein is op zich geen slechte oplossing. Je reist op het koele moment van de dag wat vooral ‘s zomers erg prettig is en doordat je onderweg slaapt gaat er weinig anders nuttige tijd verloren.
Terwijl op het elektronische bord de gearriveerde treinen wegscrollen kijk ik om mij heen. De kiosks in de hal zijn nog grotendeels gesloten. De kaartverkoop is nog nauwelijks op gang gekomen en enkele vogels vliegen bij het plafond waar het kennelijk warmer is dan buiten. Om klokslag tien uur loop ik naar buiten naar de rij wachtende taxichauffeurs.
De meeste treinen van deze ochtend zijn al binnengekomen en de overgebleven taxichauffeurs zijn duidelijk op zoek naar een vrachtje. Al voordat ik de deur uitgelopen ben klampt één mij aan en vraagt waar ik heen wil. Nauryzbaya Batera 103 leg ik uit, één van de centrale straten in Almaty. “Kom mee stap in”, hoor ik, maar zo snel gaat dat niet. “Wat kost het ritje vraag ik terug?”. “Duizend Tenge”, is het antwoord. Waar ik heen moet is zo’n 10 minuten rijden vanaf het station, dus dat is duidelijk teveel. “Vijfhonderd” bied ik terug. Een groepje van tien zich vervelende taxichauffeurs heeft zich inmiddels om ons heen geschaard. “1000 is een prima prijs”, hoor ik zeggen, “met zo’n omvang neem je plek in voor drie in een taxi”. Met een glimlach wimpel ik het antwoord weg: “Voor dat geld kan ik een hele bus afhuren, daar heb ik ruimte genoeg. Of anders ga ik lopen, een goede manier om af te vallen.” De chauffeurs kunnen mijn gevoel voor humor wel waarderen en uiteindelijk maken we de prijs af op 600 Tenge. We stappen in en gaan in de richting van de ambassade.
Mijn chauffeur zit duidelijk om een praatje verlegen en onderweg praat hij honderduit. Onderweg wijst hij het kantoor van de KNB aan (de Kazachstaanse opvolger van de KGB die niet geheel onverwacht zijn kantoor in de ambassadewijk van Almaty heeft) en het voetbalstadion van voetbalclub Dynamo, enkele honderden meters voor de plek waar ik moet worden afgezet. Om de hoek bij de ambassade, die gemakkelijk te herkennen is doordat hij in fel oranje is geschilderd, stap ik uit en betaal de rit. Het is twintig over tien.
De bewaker van de ambassade—een Rus die vloeiend Engels spreekt—herkent mij reeds. Het personeelsverloop bij de ambassade is kennelijk niet hoog, want hij werkt daar al sinds de eerste keer dat ik op de ambassade kwam, zo’n vier jaar geleden. Ik leg uit dat ik documentproblemen heb met de immigratiepolitie en ik mag naar het loket. Het is weer duidelijk dat een ambassade er in de eerste plaats is om Nederlanders in Kazachstan te helpen, en pas in de tweede plaats voor Kazachstanen die een visum voor Nederland of een ander Schengenland willen aanvragen. De groep Kazachstanen in de hal moet wachten tot ik klaar ben.
Ik leg het originele document voor aan de dame achter de balie. Zij is van Kazachse afkomst maar spreekt ook prima Engels. Zij is ook degene die vorige maand het document heeft getypt. Ik leg uit dat in het document wordt gesproken van een tijdelijke verblijfsvergunning, maar dat het om een permanente verblijfsvergunning zou moeten gaan. Die paar woordjes verschil maken uit dat de immigratiepolitie mijn aanvraag voor een verblijfsvergunning niet in behandeling kan nemen. Ze kijkt wat schichtig en neemt het document mee naar één van de Nederlandse vertegenwoordigers die in een kantoor verderop zit. Na enkele minuten komt ze terug. “Heeft u de vorige keer gevraagd of wij een document voor een tijdelijke, of een permanente verblijfsvergunning wilden opmaken?”, vraagt ze. “Een permanente.”, antwoord ik. “Ik heb jullie de vorige keer een lijstje in het Russisch gegeven van de immigratiepolitie waarop staat welke documenten noodzakelijk zijn voor het aanvragen van een permanente verblijfsvergunning. Jullie vonden dat zo’n handig lijstje dat jullie er een kopie van hebben gemaakt voor het geval zich weer Nederlanders melden met een vergelijkbare vraag.”. Na nog wat ruggespraak meldt de dame zich weer bij de balie. “Wij hebben een kwartiertje nodig om uit te zoeken wiens fout het is en wie voor de kosten opdraait, hopelijk heeft u nog even geduld”.
Geduld heb ik genoeg. Kennelijk was de Nederlandse consul not amused bij het horen dat er een fout gemaakt was en de dame had nu opdracht gekregen om de kopie van het document van de immigratiepolitie uit het archief te vissen om te kijken welke bewoordingen daar op stonden. Geen probleem. De kachel brandt behagelijk in de ambassade en mijn trein vertrekt pas in het begin van de avond. Een paar dagen terug hebben we bij de immigratiepolitie het lijstje nog woordelijk doorgenomen en daar stond duidelijk “pastajè na zhid”, in plaats van “vid na zhid”, dus ik kan behagelijk achterover op de bank zitten en de in goud versierde kerstboom bewonderen terwijl achter achter de balie men zich druk maakt over een paar woorden.
Na een kwartiertje meldt de dame zich weer. Met heel veel excuses wordt mij het nieuwe papiertje overhandigd waarin nu over het juiste type verblijfsvergunning wordt gesproken. Opvallend is wel, dat de Nederlandse dame die mij de vorige keer nog zelf het document overhandigde zich nu niet laat zien. Ach ja, ook ambassademedewerkers zijn maar mensen.
Met het juiste papier in mijn plastic tas van de Praxis loop ik de deur uit. De zon staat al wat hoger aan de hemel en het vriest nog wel, maar niet streng meer. Ik besluit terug te wandelen naar het station. Een wandeling van iets minder dan een uur. Almaty is gebouwd op een helling en richting het station is hellingaf. Niet vermoeiend dus en onderwijl kan ik rustig wat winkels bekijken. Mijn eerste stop is echter na zo’n 500 meter bij het park voor het kantoor van de KNB. Ik heb nog een rol koekjes in mijn tas die ik hier wil oppeuzelen. Afgezien van een paar straatvegers zijn er weinig die zich met deze temperatuur laten verleiden tot het plaatsnemen op een bankje in het park. Terwijl ik de koekjes soldaat maak kijk ik naar het KNB kantoor aan de overkant van de weg. Grijs, en met tralies voor de ramen. Weinig activiteit is merkbaar, maar dat zegt natuurlijk niets over wat daar binnen gebeurt. Al te lang wil ik daar ook niet over filosoferen. Zo warm is het in het park nu ook weer niet dat ik na het verorberen van de rol koekjes nog lang op het bankje wil blijven zitten. Ik vervolg daarom al snel mijn weg weer naar het station.